Hoesten, niezen, zingen… niemand kent het gevaar van kleine druppels

Verspreidt het coronavirus zich in fijne spreek-, zing- en hoestdruppeltjes? Daarover woedt een hevige discussie. Hoe toon je aan dat een ziekte zich via aerosolen verspreidt?

De druppelwolk na de nies van een mens binnen 50 centimeter. (Lydia Bourouiba/JAMA/MIT)

Iedere maandagavond repeteerde het christelijk mannenkoor De Lofzang uit Heerde, al decennialang. Ook op maandag 9 maart zongen de tachtig koorleden nog luidkeels hun prachtige liederen. De donderdag daarop verbood het kabinet vanwege het coronavirus bijeenkomsten van meer dan honderd man, en blies het koor uit voorzorg hun repetities af. Maar het was al te laat. In de dagen die volgden werd het ene na het andere koorlid ziek. Bijna de helft kreeg het virus, zes mannen overleden.

In koren en kerken, op feesten, tijdens Zumbalessen, in een après-skibar of tijdens carnaval – het coronavirus verspreidt zich bij voorkeur op plekken waar grote groepen mensen samen praten, dansen of zingen, de zogeheten superspreading events. En die gebeurtenissen roepen vragen op over de manier waarop het coronavirus van de ene mens naar de andere overspringt. Gaat die overdracht via fijne, zwevende druppeltjes uit besmette kelen? En moeten we dan juist wel mondkapjes op of juist niet, is anderhalve meter afstand houden genoeg, moet de airco aan of juist niet? Kunnen we samen zingen, sporten, eten en drinken, vliegen, demonstreren? >> Lees verder op nrc.nl

Dit artikel verscheen op 5 juni 2020 in NRC.